Vanaf de westelijke ringweg heb je een prima zicht over het terrein van de voormalige suikerfabriek. Ik reed er de afgelopen maanden regelmatig langs. Snel keek ik uit de auto om te kunnen zien hoe ver de sloop van de suikerfabriek was gevorderd. Op de Peizerweg had ik een plekje gevonden, naast de parkeerplaats van Gamma, waar ik met mijn neus tegen het hekwerk kon kijken naar de vorderingen van sloopbedrijf Jager. De krachtige kranen, de rode vrachtwagens en mannen met veiligheidshelmen trokken voortdurend mijn aandacht. Vanaf het Hoendiep, nabij het tankstation, heb ik ook staan kijken; ik heb zelfs overwogen de trein naar Leeuwarden te nemen om nog beter te kunnen zien naar de onttakeling van dit karakteristiek stuk Groninger industrieel erfgoed.
Elke Stadjer kent de bietengeur, de lucht die het najaar aankondigde. De start van de campagne stemde elk jaar weer weemoedig. Het luidde het einde in van de lichte periode van het jaar. Zodra de bietenwagens over de A28 en A7 naar de stad denderden, en over de rotonde bij Martiniplaza de westelijke ring opreden, op weg naar de CSM of Suikerunie, was het gebeurd met de zomer. Soms werd je op je fiets ingehaald door zo’n bietenwagen. Als je pech had gebeurde dat ter hoogte van een regenplas. De bietenwagens waren vaak zo vol geladen dat er bieten afvielen. In de berm op de rotonde lagen de bietenresten tot in de volgende lente. Als een stille waarschuwing: wacht maar, de schoorsteen gaat snel weer walmen.
Maar de Groninger lucht is vorige winter verschoond gebleven van de weeë geur van suikerbieten. De witte rookpluim, die met zuidwestelijke wind over de stad geblazen werd, verscheen niet boven Groningen. De suikerfabriek sloot en werd gesloopt. De schoorsteen werd op een vroege zondagochtend met dynamiet gevloerd. Daarna ging het snel. Nu staat er in de grote lege vlakte een klein stenen schoorsteen-restant, met twee gebouwen erbij: het zeefgebouw en een voormalig kantoorgebouw.
Aan de koffie in de kantine van Bureau CareX vertelt Wesley, man van de buitendienst, dat hij een klein klusje moet verrichten op het Suikerveld. Ik veer op, schuif onrustig op mijn stoel heen en weer. Als hij vraagt of ik zin heb om mee te gaan, knik ik gretig. We schuiven mijn fiets in zijn onderhoudsbus en gaan op weg. Wesley vertelt enthousiast over de omvang van het terrein. Het gebied strekt met de vloeivelden tot aan Hoogkerk. Met een brommertje heeft hij het veld verkend. Hij geniet nog na van het ruige landschap. Onder de ringweg door, ter hoogte het Augustinuscollege, passeren we de slagboom. We rijden een terrein op dat kaal is, waar steengruis is gestort en enkele plassen liggen.
Nu pas zie ik hoe leeg dit stuk stad is. Je waant je in een polder. Hier liggen mogelijkheden voor de stad om iets bijzonders te doen. Het is nog onbekend wat er gaat gebeuren met de vlakte. Komt er woningbouw? Krijgt het een winkelbestemming of verrijst er een sportstadion? Dat zal pas blijken over een jaar of vijftien. CareX heeft voorlopig het beheer over het terrein en de gebouwen gekregen. De gemeente organiseert een prijsvraag rond de tijdelijke invulling. CareX doet daar in mee, met professionele partners die van wanten weten.
Het zeefgebouw, waar de bieten uit de vrachtwagens via een lange transportband in terechtkwamen, is niet zo maar toegankelijk. Wesley rijdt mij om het gebouw heen. Het grote gebouw wordt 'De Klont' genoemd en het naastgelegen kantoorpand 'Het Klontje'. De bakstenen muren en de motieven in het metselwerk ogen robuust. Opvallend veel raampartijen. Wesley wijst op kwetsbare delen. De bovenste etage is door de sloop beschadigd geraakt. Voorzichtigheid is geboden. Aan de muren is goed te zien hoe de fabriek ooit is uitgebreid. Het gebouw is nu teruggebracht tot de kern. Allerlei aanbouwen zijn verwijderd, al blijven in de muren de aanhechtingen zichtbaar. Samen met de kleine schoorsteen is het een industrieel monument in wording.
Of het kantoorgebouw een monumentale status krijgt, lijkt onwaarschijnlijk. Het is wel een goed bruikbaar pand. Tot zeer recent was het in gebruik, als werkplaats en kantine voor de slopers. . Wesley heeft er een flinke klus aan gehad om de diverse ruimten van stroom en water te voorzien. In het midden van de tweede etage loopt een gangpad. De wandjes tussen gang en kantoren zijn van multiplex met ramen die met ondoorzichtige plastic zijn afgeplakt. In de kantoortjes treffen we gaatjesplafonds aan en tl-bakken aan buisjes. Aan de wand hangt een zwarte klok. We lopen door de gang naar Dimitri, de eerste bewoner van dit pand. Als vanzelf krijgen we een Goedesmorgens-neiging en ook andere Jiskefet-kantoorhumor komt vanzelf naar boven. De kantoren zijn door de vele ramen zonnig en licht. Maar, vraag ik Dimitri, hoe griezelig is het hier ‘s avonds om te wonen? De kale vlakte om het kantoor heen, de kille snelweg en het donkere Hoendiep als afbakening, ogen overdag, ondanks de zon, onguur. Hoe zal dit ’s avonds zijn? Hij reageert nuchter. ‘Als er mensen komen die rotzooi trappen is de politie zo gebeld.’ Voor alsnog is er niets gebeurd.
De bewoner zal het pand deels gebruiken als atelier. Zeer binnenkort krijgt hij gezelschap van drie medebewoners . Helaas heeft hij moeten accepteren dat een deel van zijn kamer, met machtige inbouwkast, niet gebruikt mag worden als woonruimte. De brandweer heeft gecontroleerd en kwam met voorschriften. De hoek met het mooiste uitzicht (op de torens van de stad) mag geen woonfunctie hebben. Hij ligt te ver af van de vluchttrap. Al weten we alle drie dat veiligheid belangrijk is, zeker bij brandgevaar, voelen we mee met de pechvogel. Die kijkt straks in zijn kamer tegen een scheidingswand aan. Al kletsend bedenken we alternatieven.
Dimitri wordt niet warm of koud bij het idee dat hij deze week nog alleen op zo’n groot terrein is. Hij is blij met zijn stekkie. Het is ruim en goedkoop. En op de koop toe: uniek. Gedrieën lopen we via het trappenhuis naar beneden. Massieve metalen treden waarop onze schoenen galmend weerklinken. Wesley klaart zijn klusje in het gebouw. Hij vraagt of ik nog lang wil blijven, maar merkt meteen dat ik mee wil naar de volgende locatie. Samen rijden we naar Haren.


Ook buiten de stad Groningen neemt CareX panden in beheer. Vandaag verlaat ik de stad en reis af naar Winschoten. Daar is sinds een jaar de Oude LTS onder de hoede van CareX. Vlakbij het station is een nieuwe locatie (V)MBO verrezen. De Campus herbergt het technisch, verzorgend en consumptieve onderwijs in deze regio. Tot voor kort werden de lessen verzorgd op de Poststraat. Onbekend in Winschoten als ik ben, parkeer ik op goed geluk op een pleintje in een negentiende-eeuwse wijk. De woningen ademen nog iets van grandeur uit. Volgens de aanwijzingen moet hier ergens de Oude LTS te vinden zijn. Als ik wat ronddwaal, valt het op dat er veel is weggebroken in het centrum van Winschoten. Er is veel open ruimte. Na ettelijke braakliggende terreinen en parkeerpleinen kom ik uit voor het gebouw van de Oude LTS.
Ondertussen heb ik al heel wat gezien in de panden die CareX beheert. Overal zag ik de vindingrijkheid van mensen die in niet alledaagse gebouwen hun wonen en werken. Ik blijf me verwonderen over de creativiteit en het aanpassingsvermogen van de bewoners. Vandaag zal ik van beide weer voorbeelden zien.
gekomen. De tussenwanden zijn voorzien van geluidsisolatie. Twee jongens verslepen hun apparatuur en instrumenten. De overige ruimte dient voor optredens. Tussen het bescheiden podium en een van sloophout getimmerde bar is een meisje bezig de vloer te dweilen. Doel van ons bezoek is te kijken of er geen onveilige situatie is. De vluchtwegen zijn vrij gehouden en er hangen groene nooduitgangbordjes. Het komende optreden kan veilig plaatsvinden. 

Bij Paddepoel denk je niet meteen aan kunstenaars en ateliers. Toch is daar een plek waar de kunst zich samenbalt. In de Trefkoel, het oude wijkcentrum met bibliotheek en kerkzaal beheert CareX de veelsoortige ruimtes. Het gebouw staat tussen het winkelcentrum en een woonwijk. Bewoners lopen via de patio van de Trefkoel naar het winkelgebied. Ik zoek tevergeefs naar de ingang. Als ik zijn 06 bel, staat in mum van tijd Wouter Nijland voor mijn neus. Hij is hoofdbewoner en zal mij rondleiden. ‘Een grand tour,’ zoals hij het noemt. Maar eerst koffie. De sleutel die aan een koord om zijn nek hangt, zal hij nog bij veel deuren gebruiken vanmiddag. De eerste deur die hij voor mij opent leidt naar zijn woonvertrek.
overkapping stonden drugsgebruikers en hun dealers. De scootertjes reden af en aan. Samen met de wijkagent heeft Wouter ze voortdurend aangesproken en met zachte dwang weten weg te krijgen. ‘Zo konden de vrouwelijke bewoners na een avondje stappen veilig hun woning binnenkomen.’ Voor de buurt was het ook prettig te merken dat de tijdelijke bewoning van de Trefkoel de verloedering van het gebied tegenhield. De opknap beurt die de pandbewoners aan de gevel gaven, viel ook in goede aarde bij de buren. Ze poetsten de graffiti weg en gaven de grote wandoppervlakken een frisse kleur. Eigenaar Nijestee liet de vele kapotte ruiten vervangen. Nu staat het complex er weer strak bij. Wouter speelt met het idee een open ateliermiddag te organiseren, later in het jaar.
Als de koffie gedronken is, neemt hij mij mee naar de voormalige kerkzaal. Met de stichting HaViK is recentelijk in de grote ruimte iets moois gerealiseerd. Met twee-en-half meter hoge schotten is de zaal opgedeeld in halfopen werkplaatsen. Zo’n zes kunstenaars kunnen hier aan het werk. Alles is zo gemaakt dat het makkelijk op te pakken valt en elders weer op te bouwen is. Enkele plekken zijn al in gebruik. CareX, HaViK en de gemeente hebben dit initiatief gezamenlijk ondernomen om meer ateliers in de stad te krijgen. Wouter vertelt over een plan om een gastkunstenaar onderdak en werkruimte te bieden in de Trefkoel. Alles past in Wouters ideaal om kunstenaars met elkaar in contact te brengen. Het samenbrengen is goed voor de inspiratie en uitwisseling van ideeën en middelen. Bij de verbouw is gedacht aan de grote materialen die soms nodig zijn voor de kunstwerken; de bestaande deuren zijn vergroot door boven de ingang een opklapbaar schot te monteren.
De sleutel aan het nekkoord wordt weer gebruikt voor de deur die toegang geeft tot de trap naar de eerste verdieping. Aan de westkant van de Trefkoel wonen zo’n dertig mensen in de voormalige kantoren. De gang is lang, elke deur is opgepimpt met attributen en posters. Halverwege hangt een router, met talloze internetkabels. ‘We hebben een netwerk, een van de bewoners is daar goed in, maar er heerst wel een torrentverbod, anders ligt het systeem voortdurend plat.’ In een wc-blok is de douche gemaakt. Een loodgietende medebewoner heeft een stortdouche geïnstalleerd. Aan het eind van de gang is het ketelhuis. De enorme kachel moet elke week bijgevuld worden om de juiste waterdruk te houden. Vanuit de stookruimte dalen we een trap af en we staan weer op het plein. 


